* 7. 10. 1859 te Ebersbach, leerling van Riedel (theorie) en Papperitz (orgel) te Leipzig en G. Weiss (zang) te Berlijn.
Werd 1889 cantor aan de Johanneskerk te Leipzig, 1908 kgl, Musikdirektor. Is dirigent van het door hem opgerichte „Soloquartett für Kirchengesang”, waarmede hij in Europa, Palestina en Egypte alsmede in Amerika groot succes heeft behaald. Schreef Von Kontinent zu Kontinent (1900). Componeerde liederen en motetten.