* 29. 2. 1880 te Reval, studeerde te München muziekwetenschap, 1899-1904 te Moskou philologie en rechtswetenschap, bleef echter te Berlijn en Leipzig doorstudeeren in de toonkunst en promoveerde 1907 te Leipzig op proefschrift: Die Notationen des altrussischen Kirchengesanges. Was daarna te Moskou muziekcriticus en dirigent der Kussewitzky-concerten, tijdens den oorlog een der leiders van den gezondheidsdienst. Na heel wat wederwaardigheden, waarvan hij verhaalt in zijn Flachten (Stuttgart, 1925), vestigde hij zich te München.
Heeft in het licht gegeven: Monographien zur russischen Musik (I 1922, II [Mussorgsky], 1925) en vertaalde in het Duitsch werken over Russische muziek, o.a. de geschiedenis der Russsiche muziek van Sabanejef (1926). Componeerde werken voor piano.