Zonder toonaard (zie daar). Het is een dwaalbegrip te meenen, dat in eene muzikale compositie een tooncentrum (zie daar) zou kunnen ontbreken, al ware dit nog zoo wisselend en, door tal van neventooncentra, nog zoo moeilijk te bepalen.
Men spreekt, ten onrechte, van atonaal bij werken, waarin verschillende toonaarden tegelijkertijd zijn gebruikt. Nog minder juist is het te spreken van „atonaal", wanneer het harmonische verband niet met bestaande theorieën is aan te toonen. Sommige noemen een harmonische constructie atonaal, wanneer in de samenstellende partijen de tonaliteit, door sterk gebruik van chromatiek, reeds moeilijk is te constateeren. Deze stellen de chromatiek der atonaliteit tegenover het diatonisme der polytonaliteit. Zie onder laatstgenoemd woord en ook onder bitonaal en pluritonaal. Zie verder o a. Ch. Koechlin: Evolution de l’harmonie in Encyclopédie de la Musique, 2e deel: Technique, Esthétique, Pédagogie (Librairie Delagrave, Paris), Josef Hauer: Vom Wesen des Musikalischen, ein Lehrbuch der atonalen Musik.