Arthur könnemann

betekenis & definitie

* 12. 3. 1861 te Baden-Baden leerling van Krasselt en Deecke, was schouwburgdirigent in vele steden, thans, sinds 1887, directeur der muziekschool en der orkestvereeniging te Moravisch-Ostrau. Componist van opera's: Gawrillo (1882), Der Bravo (1886), Vineta (1895). Der Tolle Eberstein (1898), Madonna mit dem Mantel (1912), orkestwerken (o a. een symph. suite Indien, een symph. gedicht Die Ja^d nach dem Glück, een vioolconcert op. 53, een tusschenspel Vision, alsmede liederen, balladen, koorwerken en pianostukken.