(Portret: Plaat 80), * 21. 2. 1869 te St. Dizier, musicoloog.
Was aanvankelijk voor de rechtsgeleerdheid bestemd, gaf echter de voorkeur aan de muziekgeschiedenis en had het succes, dat zijn studie L'orgue de J. S. Bach (1897) door de Académie bekroond werd. Hij werd een der medewerkers van Ch. Bordes aan de Schola Cantorum, publiceerde in Guilmants Archives des maîtres de l' orgue, een reeks van biografieën van oude organisten, hield lezingen voor de Ecole des hautes études sociales, volgde R. Rolland op als professor voor muziekgeschiedenis aan de universiteit te Parijs, en wist te bewerken, dat er 1920 een leerstoel voor muziekwetenschap werd geopend. Van zijn andere werken noemen we: J. S. Bach (1906), L'ésthétique de J. S. Bach (1907), Dietrich Buxtehude (19121, Heinrich Schütz (1913),Les clavecinistes (1925), enz.