* 4. 7. 1852 te Praag, ✝ 4. 1. 1924 te Weenen, pianist. Studeerde aan het conserv. te Praag en bij Th.
Kullak te Berlijn en vestigde zich 1872 te Weenen, doch maakte zeer vele concertreizen, waarbij hij zich in het bijzonder als vertolker van Schubert, Schumann en Liszt deed waardeeren. Componist van eenige pianowerken, de operette Der Lebemann (1903) en de komische opera Die Schónen von Fogaras (1907). Bekend waren zijn Konzertparaphrasen over de walsen van Joh. Strauss; zij werden na zijn dood uitgegeven.