* 28. 11. 1856 te Moskou, ✝ 17. 12. 1926 aldaar, studeerde a. h. Moskousche conserv. o.a. bij Tschaikowsky, was aanvankelijk pianoleeraar, werd 1912 leeraar in het contrapunt aan de Philh. school te Moskou, en was sinds 1923 leeraar voor koorzang aan het cons. aldaar.
Hij is een der belangrijkste vertegenwoordigers van een nieuwe strooming op het gebied der Russ. kerkmuziek. Hij gaf sedert 1897 een 28-tal kerkelijke werken uit, alsmede 8 pianostukken over groesinische thema’s en twee gezangen voor koor. Bovendien componeerde hij twee cantates voor koor en orkest, de opera Klara Militsch (1916) een Requiem en muziek bij Stenka Rasin van Kamenski, King Lear van Shakespeare en Hannele van G. Hauptmann. Belangrijk zijn verder zijne bewerkingen van oudRussische feestliederen voor koor en van Russische volksmuziek voor een orkest van inheemsche Volksinstrumenten (Liederen uit de Oekraïne, Op de Wolga, enz.). Hij was tevens een der belangrijkste onderzoekers op het gebied van het Russische volkslied, waarover hij verschillende studies publiceerde.