* 6. 8. 1858 te Bazel, ✝ 15. 2, 1910 te Dresden. Was 1889—1898 directeur van het conservatorium te Wiesbaden, vervolgens leeraar aan dat te Dresden, trad in 1901 op als leider van de R.
Schumann-Singakademie, verwierf in 1908 den titel van professor. Componist van talrijke geestelijke en wereldlijke koorwerken, liederen, oratoria, in stijl met Brahms' werk overeenkomend. Ook schreef hij een Hong. Suite v. orkest, kamermuziekwerken en groote kerkelijke werken voor soli, koor en orkest (Selig sind, die in dem Herrn sterben [1906], Das tausendjährige Reich [1908]) en een werkje voor de waardebepaling der strijkinstrumenten van beroemde instrumentbouwers (Taxe der Streichinstrumenten — 1907).