windharp, een langwerpige, houten, resoneerende kast, bespannen met een willekeurig aantal unisonogestemde snaren van verschillende dikte, die, aan wind blootgesteld, een sprookjesachtigen klank voortbrengen, daar naar gelang de kracht van den wind de accoorden van het zachtste pianissimo tot het ruischendste forto aanzwellen en weder afnemen. De A. is reeds zeer oud; als uitvinders resp. verbeteraars ervan worden genoemd de H.
Dunstan, Athan. Kircher (17e eeuw), Pope (1792) en H. C. Koek (omstr. 1800).Zie verder J. G. Kastner, L'harpe d’Eole (1856).