Muziek lexicon

Mr. G. Keller en Philip Kruseman (1932)

Gepubliceerd op 15-06-2021

Adolph bernhard marx

betekenis & definitie

* 15. 5. 1795 te Halle a. S., ✝ 17. 5. 1866 te Berlijn, aanvankelijk jurist, vervolgens leerling van D.

G. Türk en Zelter in de compositieleer. Richtte 1824 de „Berl. Allgem. Musik Ztg." op, die hij tot haar opheffing (1830) redigeerde. Promoveerde 1827 te Marburg tot Dr. phil., werd 1830 professor in de muziek aan de Univers. te Berlijn. Richtte 1850 met Kullak en Stern een cons. op, het tegenwoordige Sternsche Konservatorium. Zijn composities zijn onbeteekenend, maar grooten naam heeft hij gemaakt met een aantal theoretische werken: Lehre von der musikalischen Komposition, 4 dln. (1837—1847 en vele malen herdrukt), Allgemeine Musiklehre (1839 — 10de druk 1884), L. v. Beethovens Leben und Schaffen (1859 — zesde druk 1911), Gluck und die Oper (1863), Anleitung zur Vortrag Beethovenscher Klavierwerken (1863 — 4e druk 1903 en nieuwe uitg. door Eug. Schmitz [1912], ook in het Engelsch vertaald), Erinnerungen aus meinem Leben (1865). Als redacteur v. d. „Berl. Allg. Musik Ztg." was hij een voorvechter van de groote Duitsche componisten van zijn tijd met name van Beethoven.

< >