Muziek lexicon

Mr. G. Keller en Philip Kruseman (1932)

Gepubliceerd op 15-06-2021

Adolf jensen

betekenis & definitie

(Portret plaat 13), * 12. 1. 1837 te Koningsbergen, ✝ 23. 1. 1879 te Baden-Baden, broeder van Gust. Jensen, componist.

Hoofdzakelijk autodidact, slechts 2 jaar leerling van Ehlert, Marpurg en Liszt. Was reeds 1856 muziekonderwijzer in Rusland, 1857 schouwburgdirigent te Posen, vestigde zich 1858 te Kopenhagen om leerling te worden van Niels Gade, keerde 1860 naar Koningsbergen terug om daar als muziekonderwijzer zijn brood te verdienen. Dank zij den opgang die zijn composities maakten, verkreeg hij in 1866 een aanstelling aan Tausigs muziekschool, doch reeds twee jaar later legde hij die betrekking neder en ging eerst naar Dresden, 1870 naar Graz, terwijl hij zijn laatste levensjaren te Baden-Baden doorbracht. Jensen is in de eerste plaats liedercomponist, daarnaast pianocomponist en toont zich daarbij verwant aan Schumann zonder zijn oorspronkelijkheid te verliezen. Jensen schreef een aantal bundels liederen en de cyclussen Dolorosa op. 30, Gaudeamus op. 40, 2 Heften elk van 7 liederen u. h. Span. Liederbuch op. 4 en 21. Van zijn piano werk is Erotikon op. 44 het meest bekend geworden, verder noemen wij: Innere Stimmen on. 2. Wanderbilder op. 17, Idyllen op. 43, Hochzeitsmusik op. 45 (4-handig). J. schreef slechts weinig grootere werken o.a.: Der Gang der Jünger nach Emmaus voor koor en orkest, Jephta’s Tochter en Nonnengesang voor soli, koor en orkest. Ook liet hij een opera Turandot in nart. na fbewerkt door W. Kienzl. Zie verder Niggli A. J. (in de serie Berühmte Musiker 1900).

< >