(Utrecht 1862-Den Haag 1941), Nederlands componist en organist, leerling van R.Hol en S.de Lange, speelde een belangrijke rol in het muziekleven te Utrecht (o.a. organist aan de Dom, dirigent van koren). Was van 1919-1937 directeur van het conservatorium in Den Haag.
Als componist onderging hij aanvankelijk invloed van Brahms, later vnl. van Berlioz en Richard Strauss. Op deze wijze verfriste hij het componeren in Nederland. Bekend werden zijn cantate De schipbreuk (1889) en zijn opera’s De doge van Venetië (1899) en De Cid (1912) en van zijn orkestwerken de briljant georkestreerde ouvertures Cyrano de Bergerac ( 1905) en De getemde feeks {1909).