(Utrecht 1897-Den Haag 1956), Nederlands organist en componist, studeerde in Rotterdam en New York (bij P.Goetschius). Werd in 1920 organist te Scheveningen en volgde in 1948 zijn vader Petrus Vranken (18701948) op als dirigent van het Palestrinakoor in Den Haag.
Hij schreef missen en orgelwerken in gematigd moderne stijl en een boek over contrapunt (1948).