Muziekencyclopedie

S. van Ameringen (1962)

Gepubliceerd op 21-04-2020

Schumann, Robert

betekenis & definitie

(Zwickau 1810-Endenich. bij Bonn, 1856), Duits componist, een van de grootmeesters van de Duitse romantiek. Studeerde piano bij Fr.

Wieck. Zijn rechtenstudie gaf hij op. Legde zich na 1830 geheel toe op compositie. In 1834 richtte hij het Neue Zeitschrift für Musik op, waarvan hij tot 1844 de leiding had cn waarin hij zich als een scherpzinnig muziekcriticus toonde. In 1840 huwde hij met Wiecks dochter Clara, toen reeds een gevierd pianiste, die hij op haar concertreizen (o.m. in Rusland en Nederland) begeleidde. Schumann was o.m. leraar te Leipzig (1843), Stedelijk Musikdirektor te Düsseldorf (1850) en dirigent van de Allgemeine Musikverein aldaar.

Door zijn sterke fantasie, zijn vrolijke maar tegelijk onrustig gespannen gevoelswereld, die het ‘dichterlijke' in de muziek wil in het licht plaatsen, alsook door de originaliteit van de technische factuur (in het bijzonder in zijn piano- en kamermuziek), is Schumann een rasecht en groot romanticus. Zijn vroege werk omvat bijna uitsluitend pianomuziek. Vanaf 1840 werd hij vnl. door zijn vrouw gebracht tot het componeren van liederen. Later volgden grote instrumentale en koorwerken. Schumann was een verbeten tegenstander van de programmatische en muziekdramatische tendensen van Wagner en Liszt, een begripvol wegbereider voor Berlioz en Brahms. Hij stierf geestesziek. In 1910 werd in zijn geboorteplaats Zwickau een Schumann-Gesellschaft opgericht en zijn geboortehuis is thans museum.Werken: pianomuziek: Carnaval (1834-1835), Kinderszenen (1838),Kreisleriana (1838). Albumblätter (1832-1845), sonates. Clavierstücke für die Jugend (1848); Lieder:Eichendorff-Lieder (1840), Frauenliebe und -leben (1840), Dichterliebe (1840, tekst Heine), Lieder für die Jugend (1849), Sieben Lieder (1851); koorwerken: Das Paradies und die Peri (1841-1843), Drei Gesänge (1847), 7 Ritornelle in kanonischer Form (1847), Spanisches Liederspiel (1849); de opera Genoveva (1850); orkestwerken: Ouvertüre, Scherzo und Finale (1840), Concertstück in G voor piano en orkest (1849), 4 symfonieën, waaronder (de 4de) de Rheinische (1851), muziek op Manfred van Byron (1852), celloconcert (1850), pianoconcert in a (1841-1845); orgel (piano met pedaal): canonische studies (1845), 6 Fugen über den Namen BACH (1845); voorts zeer veel kamermuziek voor instrumentale en vocaal-instrumentale bezetting. Zijn volledig werk werd door zijn vrouw Clara (samen met Brahms) uitgegeven (31 dln..18791893).

< >