(Koningsbergen 1752-Giebichenstein. bij Halle, 1814), Duits componist en muziektheoreticus, was o.a. hofkapelmeester van Frederik de Grote te Berlijn; leermeester van C.Loewe. Schepper van het zgn.
Liederspiel (een variant van het Singspiel) en een van de belangrijkste componisten van de zgn. Berlijnse licderschool. Bevriend met Goethe, op wiens teksten hij 128 liederen, oden en balladen componeerde. Publiceerde over het muziekleven van zijn tijd.