Zuidnederlandse term voor de speeltrommel waardoor torenbeiaarden om het uur, half uur of kwart uur tot klinken worden gebracht. Het bestaat uit een (koperen) cilinder bezaaid met uitsteeksels (stiften, bruggen en bramen) die de toetsen van het beiaardklavier oplichten, waardoor de klokken slaan, en na de passage weer loslaten.
Deze roterende trommels (aan het uurwerk verbonden) ontstonden in Vlaanderen op het einde van de 15de eeuw. De beiaardier ‘steekt’ elk seizoen een nieuw liedje op zijn rammel, dat alleen op het uur volledig ten gehore wordt gebracht, op de andere ‘slagen’ slechts gedeeltelijk.