Muziekencyclopedie

S. van Ameringen (1962)

Gepubliceerd op 21-04-2020

Peeters, Flor

betekenis & definitie

(Tielen 1903-Antwerpen 1986), Belgisch organist, componist en pedagoog, studeerde aan het Lemmensinstituut te Mechelen (bij o.m. Mortelmans), waar hij in 1923 orgelleraar werd en tevens organist aan de St.-Romboutskathedraal.

Van 1931-1948 orgelleraar te Gent, van 1935-1948 tevens te Tilburg en van 1948-1968 te Antwerpen (directeur van 1952-1968). Gaf tijdens zijn uitgebreide tournees over haast de gehele wereld ruim 1200 orgelrecitals. Gaf jaarlijks meesterklassen in Amerika en sinds 1968 ook in Mechelen. Zijn omvangrijk oeuvre (o.m. orkest-, kamermuziek, vele liederen) omvat belangrijke composities voor orgel en koorwerken; aanvankelijk componerend in het symfonische klank- en vormideaal, kwam hij, onder invloed van de Nederlandse polyfonisten en van het Gregoriaans, tot een meer lineaire, karakteristieke orgelstijl.Belangrijke werken zijn: voor orgel: Variaties en Finale (1929). Toccata, fuga en hymne op Ave Maris Stella (1933), Vlaamse Rapsodie (1935), Elegie (1935), Passacaglia e fuga (1938), Sinfonia per organo (1940). Lied-Symphony (1948), Drei Preluden und Fugen (1950), Six Lyrical Pieces (1966), Sonata quasi una fantasia (1977); voorts 233 koraalvoorspelen o.m. in Hymn Preludes, opus UK) (24 dln., 1959-1964) en kleinorgelliteratuur; voor koor: vele missen o.m. Missa Festiva (1948), psalm In convertendo (1963), motetten, concerti voor orgel en orkest (1944), voor orgel en piano (1951) en voor orgelpositief en klavecimbel (1973). Verzorgde een uitgave van Oudnederlandse meesters voor het orgel en schreef een driedelige orgelmethode Ars Organi (1952).

< >