(Gütersloh 1926). Duits componist, leerling van Fortner en Leibowitz, sinds jaren in Zuid-Italië gevestigd, is een der meest vooraanstaande Duitse componisten.
Aanvankelijk stond hij nog onder invloed van Strawinsky en Hindemith. Na zijn vioolconcert van 1947 nam hij echter de seriële en twaalftoontechniek over, die hij echter steeds vrijer ging toepassen (o.a. in het ballet Undine, 1958). Later ging hij ook gebruik maken van aleatoriek en elektronische middelen. Tot zijn belangrijkste werken behoren de opera König Hirsch (1956; verwerkt tot 11 Re Cervo, 1963), Die englische Katze (1983). Het zwaartepunt van zijn oeuvre vormen zijn 6 symfonieën (1947-1969) en zijn opera’s, o.a.: Der Prinz von Homburg (1960). Der junge Lord (1965), EI Cimarron (1976).
