Muziekencyclopedie

S. van Ameringen (1962)

Gepubliceerd op 21-04-2020

fuga

betekenis & definitie

(Ital., vlucht), voor een vast aantal stemmen geschreven contrapuntische muziekvorm. Een fuga kan geschreven zijn op één thema (monothematische fuga) of op meer thema’s (dubbel-fuga. tripel-fuga, quadrupel-fuga enz.).

De monothematische fuga bestaat theoretisch uit drie delen (expositie, doorvoering en slot), die door tussenspelen onderbroken en verbonden kunnen worden. In de expositie begint het fugathema onbegeleid en heet hier dux. Als de dux het thema volledig gebracht heeft, zet een tweede stem het thema in de dominant in; men noemt het hier comes. Tegen de comes speelt de eerste stem een contrapunt. Wanneer alle stemmen op deze wijze na elkaar afwisselend als dux of als comes ingezet zijn, is de expositie voltooid. Een tussenspel, waarin we! fragmenten van het thema verschijnen maar niet het thema in zijn geheel, brengt meestal een modulatie teweeg.

In het tweede deel, de doorvoering. komt het thema in andere toonsoorten dan tonica en dominant. Een volgend tussenspel brengt de modulatie naar de tonica weer tot stand, waarna het slot volgt. In dit derde fuga-deel wordt het thema vaak beantwoord voordat het in een vorige stem is uitgeklonken; men spreekt dan van stretto. De beantwoording geschiedt op tal van manieren zoals in tegenbeweging, verkleining, vergroting en kreeftgang. De geschiedenis van de fuga ontspringt in het doorgeïmiteerde motet en is te volgen via de transcriptie van deze vorm voor instrumenten met de titels ricercare en fantasia, en de ontwikkeling van de fantasia bij Sweelinck, tot bij diens leerling S.Scheidt voor het eerst de naam fuga in de tegenwoordige betekenis verschijnt. Het hoogtepunt van de fuga ligt in het oeuvre van J.S.Bach (Kunst der Fuge, postuum 1751).

Nadien heeft vrijwel ieder componist deze vorm gebruikt (o.m. P.Hindemith, Ludus tonalis, 1943).

< >