(Pamiers 1845-Parijs 1924), Frans componist, leerling o.a. van Saint-Saëns, enige tijd werkzaam als organist te Rennes en Parijs. Volgde in 1886 Massenet op als leraar compositie aan het Parijse conservatorium, waarvan hij van 1905-1920 directeur was.
Zijn muziek heeft een voornaam-ernstig, vaak zwaarmoedig karakter en getuigt van een groot technisch meesterschap. Zijn stijl is, ondanks beïnvloeding door het classicisme, zeer oorspronkelijk. Tot Fauré’s leerlingen behoren o.a. Ravel, Fl.Schmitt en R. Ducasse. Zijn werk omvat kamermuziek (met of zonder piano), pianomuziek (o.a. 6 impromptus, 1883-1913; 13 nocturnes, 1883-1922). balletmuziek (Masques et bergamasques, 1920), opera’s (Pénélope. 1913), orkest-, koor(Messe de Requiem, 1888) en toneelmuziek en liederen.