bijgenaamd ‘le Grand’ (Parijs 1668-aldaar 1733), Frans componist, zoon van de organist Charles Couperin (1638-1679) en neef van Louis Couperin. Was van 1685-1723 organist aan St-Gervais te Parijs.
In 1693 werd hij hoforganist, later tevens klavecimbelleraar van de prinsen en muziekintendant van het hof. Van zijn composities zijn vooral de klavecimbel- en orgelwerken belangrijk. In de danssuite, door hem ‘ordre’ genoemd, laste hij vaak genrestukken in. Zijn composities dragen deels nog het typische stempel van de barok- en vooral van de rococostijl: galant, geestig, met vele ornamenten (agréments), die echter steeds smaakvol zijn aangebracht. Couperin streefde naar een synthese van de Franse (Lully) en Italiaanse (Corelli) stijl, o.m. in Les goûts-réunis (1724), een bundel concerten voor klavecimbel en combinaties van instrumenten. Hij publiceerde ook theoretische werken, waarvan L'art de toucher le clavecin (1717) van onschatbare waarde is voor de kennis van de muziekstijl van zijn tijd.