Muziekencyclopedie

S. van Ameringen (1962)

Gepubliceerd op 21-04-2020

Beethoven, Ludwig van

betekenis & definitie

(Bonn 1770-Wenen 1827), Duits componist. Zijn grootvader kwam uit Mechelen en werd kapelmeester te Bonn; zijn vader Johann was aldaar tenorzanger.

Deze gaf aan Beethoven het eerste muziekonderricht; de hoboïst Pfeiffer en o.a. de kundige organist Neefe zetten dit voort. In 1783 werd Beethoven cembalist van de keurvorstelijke kapel te Bonn, waar zijn improvisaties bewondering wekten. Overigens liet zijn opvoeding veel te wensen over, de vader wilde het geniale kind exploiteren. Een lichtpunt was de omgang met de zeer gecultiveerde familie von Breuning. In 1787 reisde Beethoven naar Wenen, waar hij Mozart mocht voorspelen; ziekte van zijn moeder dwong hem echter tot terugkeer. Na haar dood kwamen de zorgen voor het gezin op hem neer.

Hij werd altist aan het theater en werkte ook als kerkorganist. Kennismaking met de jonge Bonnse graaf Waldstein deed hem wederom naar Wenen gaan, om bij Haydn te studeren (1792). Daar deze lessen tegenvielen, ging hij bij Albrechtsberger en Salieri studeren. Spoedig werd hij bekend als klavierspeler en om zijn extravagant optreden. Hij kreeg nu omgang met aristocratische families: Lichnovsky, von Brunswick. Van Swieten e.a.

In 1800 kende Lichnovsky hem een jaargeld toe. Wel werden de relaties tijdelijk verbroken (1806). maar toen Beethoven in 1808 een aanbieding kreeg van koning Jéróme Bonaparte van Westfalen. verbonden zich de vorsten Lobkovitz, Kinsky en aartshertog Rudolf van Habsburg tot het verlenen van een jaargeld, dat Beethoven voorlopig vrij van zorgen maakte. Desondanks bleef hij ongehuwd. Inmiddels was hij getroffen door steeds toenemende hardhorendheid, die ten slotte in volslagen doofheid overging. In sept. 1826 werd Beethoven ernstig ziek en op 26 maart 1827 overleed hij. Hij werd begraven te Wenen op het Wahringer Friedhof; in 1888 werd zijn stoffelijk overschot overgebracht naar het Zentralfriedhof. waar het rust naast dat van Schubert.

Beethoven behoort met J.S.Bach en Mozart tot de grote exponenten van dc klassieke muziek. Hij is de ongeëvenaarde meester van dc instrumentale kunst. Langzaam ziet men zijn stijl zich ontwikkelen: in de jeugdwerken nog grotendeels afhankelijk van Haydn cn Mozart, krijgt deze in zijn eerste periode (1792-ca 1800) reeds een persoonlijke inslag, om via Sturm und Drang van zijn tweede periode (ca 1800-1816) te evolueren tot de deels voor-romantische, deels abstract-ascetische kunst der derde periode (1816-1827, o.a. voorliefde voor polyfonie, zoals ook in de laatste werken van Mozart). Naarmate zijn ideeën grootser werden, breidde hij de overgeleverde vormen uit; zijn doofheid droeg ertoe bij dat hij zich volkomen aan eigen geweldige visioenen kon overgeven (Missa solemnis); een nadeel was echter dat hij te weinig voeling kon houden met de techniek der zangstem, zodat hij vocaal soms zeer moeilijke passages schreef (o. a. slotkoor Negende symfonie). Blijkens nagelaten compositieschetsen werkte hij moeilijk en vorderde langzaam. Dat hij slechts één opera (Fidelio) voltooide, is behalve aan minder grote aanleg voor dit genre, zeker ook te wijten aan het niet vinden van een geschikt libretto.

In Bonn is Beethovens geboortehuis als museum ingericht en is het Beethoven-Archiv (onderzoekscentrum) gevestigd. Werken: eerste periode (1792-1800): eerste pianosonates (o.m. Pathétique, 1799), kwartetten opus 18, Eerste symfonie (1799); tweede periode (18001816): Tweede tot Achtste symfonie, pianosonates (o.m. Appassionato, 1804), kwartetten (o.m. Rasoemofsky, 1806), concerto voor piano (nr 5, 1807), voor viool (1806), Egmont (1810, toneelmuziek), de verschillende versies van de opera Fidelio en de daarbij horende (Leonore) ouvertures; laatste periode (na 1816): Missa solemnis (1822), Negende symfonie (1824), laatste pianosonates (o.m. Hammerklavier), laatste kwartetten (vooral opus 127,131 en 133, 1825-1826).

Vooral in deze kwartetten is Beethoven een meester in de karaktervariatie (Variation amplificatrice) of vrije variatie, waarbij alleen nog de harmonische continuïteit is gewaarborgd en het thema zelf op geniale wijze wordt ‘gevarieerd’ en soms, tot op nauwelijks erkenbare wijze, wordt bewerkt. Het is deze vorm die de romantiek (o.m. C. Franck) zou inspireren tot hoogstandjes.

< >