in het begin van de 20ste eeuw ontstane term voor een muziektechnisch principe dat de betrekking van melodie en harmonie op een grondtoon resp. harmonisch centrum (de basis van de tonaliteit) al dan niet bewust vermijdt. Doel van de atonaliteit is de verbreking van het eeuwenlang heersende ‘keurslijf van de aan strenge wetten gebonden en uit tertsen opgebouwde samenklank, die ook de melodie in haar ban heeft getrokken.
Zie ook twaalftoontechniek.