voorbijgaan - onregelmatig werkwoord
uitspraak: voor-bij-gaan
1. langs iemand of iets gaan
♢ we zagen Theo voorbijgaan
1. ergens aan voorbijgaan
[er geen aandacht aan schenken]
2. in het voorbijgaan
[terloops]
Onregelmatig werkwoord: voor-bij-gaan
ik ga voorbij (... ik voorbijga)
jij/u gaat voorbij (... jij voorbijgaat)
hij/zij gaat voorbij (... hij voorbijgaat)
wij/zij/jullie gaan voorbij (... wij voorbijgaan)
ik/jij/u/hij/zij ging voorbij (... ik voorbijging)
wij/zij/jullie gingen voorbij (... wij voorbijgingen)
hij zijn voorbijgegaan
Synoniemen
passeren
Gepubliceerd op 14-11-2017
voorbijgaan
betekenis & definitie