verkorten - regelmatig werkwoord
uitspraak: ver-kor-ten
1. korter van lengte maken
♢ ik moest de nieuwe broek nog wel 2 centimeter verkorten
Regelmatig werkwoord: ver-kor-ten
ik verkort
jij/u verkort
hij/zij verkort
wij/zij/jullie verkorten
ik/jij/u/hij/zij verkortte
wij/zij/jullie verkortten
hij heeft verkort
de/het/een verkorte ....
Tegenstellingen
verlengen
Gepubliceerd op 14-11-2017
verkorten
betekenis & definitie