terugslaan

betekenis & definitie

terugslaan - onregelmatig werkwoord
uitspraak: te-rug-slaan

1. naar de andere kant omslaan
♢ je moet het sprei een stukje terugslaan
2. met kracht achteruit bewegen
♢ de motor sloeg terug en daardoor konden we de een botsing voorkomen
3. weer in de richting slaan waar hij vandaan komt
♢ hij sloeg de bal naar me terug
4. slaan omdat je slaag ontvangen hebt
♢ als je geslagen wordt, mag je best terugslaan
5. betrekking hebben op iets voorafgaands
♢ die opmerking slaat terug op wat ik gisteren zei

Onregelmatig werkwoord: te-rug-slaan
ik sla terug (... ik terugsla)
jij/u slaat terug (... jij terugslaat)
hij/zij slaat terug (... hij terugslaat)
wij/zij/jullie slaan terug (... wij terugslaan)
ik/jij/u/hij/zij sloeg terug (... ik terugsloeg)
wij/zij/jullie sloegen terug (... wij terugsloegen)
hij heeft teruggeslagen
de/het/een teruggeslagen ....
terugslaand, terugslaande