rouwen - regelmatig werkwoord
uitspraak: rou-wen
1. bedroefd zijn om iemands dood
♢ dat zij rouwt, kun je zien aan haar zwarte kleren
Regelmatig werkwoord: rou-wen
ik rouw
jij/u rouwt
hij/zij rouwt
wij/zij/jullie rouwen
ik/jij/u/hij/zij rouwde
wij/zij/jullie rouwden
hij heeft gerouwd
Gepubliceerd op 14-11-2017
rouwen
betekenis & definitie