rijden - onregelmatig werkwoord
uitspraak: rij-den
1. vooruit komen
♢ deze auto kan niet meer rijden
2. in een voertuig vervoeren
♢ kun jij mij naar huis rijden?
3. besturen van een auto
♢ ?
Onregelmatig werkwoord: rij-den
ik rij(d)
jij/u rijdt
hij/zij rijdt
wij/zij/jullie rijden
ik/jij/u/hij/zij reed
wij/zij/jullie reden
hij heeft gereden
de/het/een gereden ....
rijdend, rijdende
Synoniemen
autorijden, chaufferen
Gepubliceerd op 14-11-2017
rijden
betekenis & definitie