pool - zelfstandig naamwoord
uitspraak: poel
1. systeem van wedden op de uitslag
♢ ik speel elke week in de voetbalpool
1. het uiterste noorden of zuiden van de aarde
♢ op de noordpool vriest het altijd
2. uiteinde van een magneet of batterij
♢ de magneet heeft een plus- en een minpool
3. opstaande haartjes van een stof
♢ de polen van het tapijt zijn helemaal platgetrapt
Zelfstandig naamwoord: poel
de pool
de pools
het pooltje
Zelfstandig naamwoord: pool
de pool
de polen
Gepubliceerd op 30-11-2017
pool
betekenis & definitie