kastanje - zelfstandig naamwoord
uitspraak: kas-tan-je
1. glanzende, roodbruine vrucht van de kastanjeboom
♢ in de herfst gaan we altijd kastanjes rapen
1. iemand de kastanjes uit het vuur laten halen
[het gevaarlijke en lastige werk laten doen]
2. voor een ander de kastanjes uit het vuur halen
[het gevaarlijke en lastige werk doen, maar er niet de voordelen van hebben]
3. dolle kastanje
[oneetbare vrucht van de wilde kastanjeboom]
2. boom waarin kastanjes groeien
♢ wij hebben een mooie kastanje in de tuin staan
3. kleur van de vrucht van de kastanjeboom
♢ haar haren zijn glanzend kastanje
Zelfstandig naamwoord: kas-tan-je
de kastanje
de kastanjes
Gepubliceerd op 14-11-2017
kastanje
betekenis & definitie