kanten - regelmatig werkwoord
uitspraak: kan-ten
1. proberen het te laten ophouden of niet door te laten gaan
♢ hij heeft zich gekant tegen dat plan
Regelmatig werkwoord: kan-ten
ik kant
jij/u kant
hij/zij kant
wij/zij/jullie kanten
ik/jij/u/hij/zij kantte
wij/zij/jullie kantten
hij heeft gekant
kantend, kantende
Synoniemen
tegenstribbelen, verzetten
Tegenstellingen
toegeven
Gepubliceerd op 14-11-2017
kanten
betekenis & definitie