huishouding - zelfstandig naamwoord
uitspraak: huis-hou-ding
1. al het werk dat in huis gedaan moet worden
♢ zij hebben een hulp in de huishouding
2. bewoners van een huis, gezin
♢ deze kamerbewoner hoort niet bij onze huishouding
Zelfstandig naamwoord: huis-hou-ding
de huishouding
de huishoudingen
het huishoudinkje
Synoniemen
huishouden
Gepubliceerd op 14-11-2017
huishouding
betekenis & definitie