huisbezoek - zelfstandig naamwoord
uitspraak: huis-be-zoek
1. bezoek van een dokter aan het huis van een patiënt
♢ tussen 11 en 12 uur legt de dokter huisbezoeken af
2. bezoek van een geestelijke aan het huis van een gelovige
♢ de dominee gaat regelmatig op huisbezoek
Zelfstandig naamwoord: huis-be-zoek
het huisbezoek
de huisbezoeken
het huisbezoekje
Synoniemen
doktersvisite
Gepubliceerd op 14-11-2017
huisbezoek
betekenis & definitie