doorspoelen

betekenis & definitie

doorspoelen - regelmatig werkwoord
uitspraak: door-spoe-len

1. schoonmaken door er water doorheen te laten lopen
♢ als je naar de wc bent geweest moet je hem doorspoelen

Regelmatig werkwoord: door-spoe-len
ik spoel door (... ik doorspoel)
jij/u spoelt door (... jij doorspoelt)
hij/zij spoelt door (... hij doorspoelt)
wij/zij/jullie spoelen door (... wij doorspoelen)
ik/jij/u/hij/zij spoelde door (... ik doorspoelde)
wij/zij/jullie spoelden door (... wij doorspoelden)
hij heeft doorgespoeld
de/het/een doorgespoelde ....