doorrijden - onregelmatig werkwoord
uitspraak: door-rij-den
1. doorgaan met rijden
♢ zullen we doorrijden tot we in Parijs zijn?
2. niet ophouden met rijden
♢ bij het café is de auto doorgereden
3. sneller rijden
♢ we zijn flink doorgereden, daardoor zijn we er nu al
4. ergens doorheen rijden
♢ ze zijn de poort doorgereden
Onregelmatig werkwoord: door-rij-den
ik rijd door (... ik doorrijd)
jij/u rijdt door (... jij doorrijdt)
hij/zij rijdt door (... hij doorrijdt)
wij/zij/jullie rijden door (... wij doorrijden)
ik/jij/u/hij/zij reed door (... ik doorreed)
wij/zij/jullie reden door (... wij doorreden)
hij is doorgereden
de/het/een doorgereden ....
doorrijdend, doorrijdende
Gepubliceerd op 14-11-2017
doorrijden
betekenis & definitie