betrekken - onregelmatig werkwoord
uitspraak: be-trek-ken
1. er gaan wonen
♢ wanneer betrek je het nieuwe huis?
2. erbij halen, erin mengen
♢ wij betrekken onze kinderen bij elke beslissing
3. kopen of halen
♢ waar betrek je die aardappels van?
4. met wolken bedekt
♢ de lucht is betrokken
1. plotseling betrok zijn gezicht
[ging hij somber kijken]
5. somber worden
♢ zijn gezicht betrok toen hij het slechte nieuws hoorde
Onregelmatig werkwoord: be-trek-ken
ik betrek
jij/u betrekt
hij/zij betrekt
wij/zij/jullie betrekken
ik/jij/u/hij/zij betrok
wij/zij/jullie betrokken
hij heeft betrokken
de/het/een betrokken ....
Gepubliceerd op 14-11-2017
betrekken
betekenis & definitie