belofte - zelfstandig naamwoord
uitspraak: be-lof-te
1. wat je zegt dat je zult doen
♢ hij gaf mij de plechtige belofte dat hij op tijd zou zijn
1. je belofte breken
[niet doen wat je beloofd hebt]
2. je belofte nakomen
[doen wat je beloofd hebt]
3. belofte maakt schuld
[wat je belooft, moet je doen]
Zelfstandig naamwoord: be-lof-te
de belofte
de beloftes
Synoniemen
toezegging, woord
Gepubliceerd op 14-11-2017
belofte
betekenis & definitie