balanceren - regelmatig werkwoord
uitspraak: ba-lan-ce-ren
1. proberen in evenwicht te blijven
♢ de koorddanser balanceerde op de strakke lijn
Regelmatig werkwoord: ba-lan-ce-ren
ik balanceer
jij/u balanceert
hij/zij balanceert
wij/zij/jullie balanceren
ik/jij/u/hij/zij balanceerde
wij/zij/jullie balanceerden
hij heeft gebalanceerd
balancerend, balancerende
Gepubliceerd op 14-11-2017
balanceren
betekenis & definitie