afboeken - regelmatig werkwoord
uitspraak: af-boe-ken
1. niet meer op iemand of iets rekenen
♢ die hulp van hem kun je wel afboeken
2. van een rekening naar een andere rekening boeken
♢ ik heb het bedrag afgeboekt van mijn spaarrekening
Regelmatig werkwoord: af-boe-ken
ik boek af (... ik afboek)
jij/u boekt af (... jij afboekt)
hij/zij boekt af (... hij afboekt)
wij/zij/jullie boeken af (... wij afboeken)
ik/jij/u/hij/zij boekte af (... ik afboekte)
wij/zij/jullie boekten af (... wij afboekten)
hij heeft afgeboekt
de/het/een afgeboekte ....
Synoniemen
afschrijven
Gepubliceerd op 14-11-2017
afboeken
betekenis & definitie