Koninklijk paleis Noordeinde (Noordeinde 68) was vroeger bekend als het Oude Hof. Het huidige paleis gaat in de kern terug op een in 1533 voor rentmeester-generaal Willem Goudt terugliggend van de straat gebouwd L-vormig huis met traptoren in de binnenhoek (uitgebreid circa 1566).
Dit huis werd later door de Staten van Holland gehuurd en van 1591 tot 1620 bewoond door Louise de Coligny, weduwe van Willem van Oranje. De Staten kochten het huis in 1595 en schonken het in 1609 aan prins Frederik Hendrik.
Na enkele kleinere wijzigingen (1632-'34) liet Frederik Hendrik vanaf 1639 een ingrijpende verbouwing en uitbreiding uitvoeren om het Oude Hof geschikt te maken als onderkomen voor zijn zoon Willem II en diens vrouw Mary Stuart (gehuwd 1641). Aan de zijde van het Noordeinde kwam naar ontwerp van Jacob van Campen de huidige opzet in classicistische stijl tot stand met een brede woonvleugel (corps de logis) en aan weerszijden van het cour d'honneur twee vooruitspringende zijvleugels (1639-'43).
De voorstelling van strijdende krijgers in het fronton van het middenrisaliet is vermoedelijk vervaardigd door beeldhouwer Pieter Adriaensz 't Hooft, die samen met steenhouwer Bartholomeus Drijffhout aan de gevel werkte. De frontons van de zijvleugels tonen de wapens van prins Willem II (zuidzijde) en Mary Stuart (noordzijde).
Rond 1645 werd de zaal achter het corps de logis verbouwd en vergroot. Pieter Post was belast met de uitvoering van de genoemde werkzaamheden.
Verder was hij verantwoordelijk voor de in 1645-'47 uitgevoerde afwerking van het interieur en de verbouwing en uitbreiding van het achterste gedeelte van het Oude Hof en de bouw van nieuwe zijgalerijen tussen de voor- en achterbouw van het complex. In de 18de eeuw volgden nog verbouwingen in 1754-'56 (zuiderkwartier; David van Stolk) en onder leiding van Philip Willem Schonck tussen 1768 en 1778 (trappenhuis, noorderkwartier) en in 1789-'93 (achtervleugel).Voor koning Willem I werd het complex naar plannen van B.W.H. Ziesenis en J. de Greef tussen 1814 en 1817 ingrijpend verbouwd als paleis. Aan de achterzijde verving men de oudere bouwdelen door twee grote L-vormige achtervleugels, die samen met de nieuwe neoclassicistische achtergevel van het middengebouw één geheel vormden. Het interieur werd ingrijpend aangepast (circa 1825 voltooid). De voorzijde onderging kleinere wijzigingen. Na een brand in 1948 moest ingrijpend herstel worden verricht aan de daken en bovenste verdieping van het corps de logis en de Grote Zaal.
Bij een restauratie in 1961-'66, onder leiding van H. Lussanet de la Sablonière, heeft men het 17de-eeuwse uiterlijk van de voorbouw zoveel mogelijk hersteld. Het toen verwijderde 18de-eeuwse ingangsportiek met balkon op ionische zuilen is weer teruggebracht tijdens de jongste restauratie in 1979-'84 (J. Kruger). Ter afsluiting van het voorplein is weer een hekwerk aangebracht. Het paleis is nu in gebruik als werk- en ontvangstpaleis van koningin Beatrix.
Het interieur dateert grotendeels van de omvangrijke vernieuwing in empirestijl tussen 1814 en 1825, zoals het interieur van de Grote Balzaal met gebogen cassettenplafond. De Kleine Balzaal in neo-Lodewijk XV-stijl is ontstaan in 1854 naar plannen van H.F.G.N. Camp. Opvallend is de in 1906 op de verdieping naar plannen van L.J.C. van Es rijk ingerichte Indische Zaal, een geschenk van de bevolking van Nederlands-Indië bij het huwelijk van koningin Wilhelmina en prins Hendrik (1901).
De paleistuin ontstond midden 17de eeuw op een door Frederik Hendrik aangekocht aangrenzend langwerpig terrein. In samenhang met de bouw van de Koninklijke Stallen aan de noordzijde werd de gracht gedempt en na de ommuring van het zuidelijke gedeelte (1892-'93) kreeg de tuin rond 1894 een aanleg in gemengde stijl naar plannen van L.A. Springer. In 1901 aan de tuin toegevoegd is de in 1707-'08 naar ontwerpen van Daniël Marot voor het aangrenzende huis van François Fagel (Noordeinde 138-140) gebouwde tuinkoepel met inwendig schilderingen van Matheus Terwesten (gerestaureerd 1975). De sinds 1954 voor het publiek opengestelde tuin is tussen 1983 en 1987 aangepast, waarbij een niet toegankelijke zone rond het paleis is afgescheiden.
De Koninklijke Stallen (Hogewal 17) werden in opdracht van koning Willem III gebouwd in 1876-'78, naar een ontwerp in eclectische vormen van H.P. Vogel en L.H. Eberson (voorontwerp J.P.C. Swijser). Het in 1976-'81 gerestaureerde grote carré-vormige complex met rechthoekige binnenplaats heeft een frontvleugel met zijpaviljoens en een centraal poortpaviljoen met spits. Aan de binnenhofzijde bevindt zich een ijzeren overkapping op gietijzeren zuilen.
De zuidvleugel heeft aan het binnenplein een vooruitspringend bouwdeel met tuig- en kleedkamers. Verder zijn er een ronde drinkwaterbak met ijzeren lantaarn (circa 1878, firma I. Schütz) en een autogarage annex werkplaatsgebouw (1909). Aan de oostzijde van de paleistuin staat het Koninklijk Huisarchief (Noordeinde 74), gebouwd in 1895-'98 als archief en bibliotheek naar ontwerp van jhr. J.P.E. Hoeufft van Velsen in een internationaal georiënteerde neorenaissance-stijl.
Het beeldhouwwerk is van de firma Civet, Crouet, Gautier & Cie. uit Parijs. De archiefruimten in de zijvleugels zijn volgens het magazijnsysteem gebouwd, met vloeren bestaande uit smeedijzeren open roosters en ijzeren steektrappen.