Volkswoningbouw. De in 1871 gestichte woningbouwvereniging ‘Help U Zelven, door en voor Arbeiders’ bouwde vanaf 1872 de eerste arbeiderswoningen in Goes.
Bewaard gebleven zijn de in 1990 gerenoveerde eenvoudige eenlaagspanden Heernisseweg 32-52 (1898), Heernisseweg 54-72 (1911) en Westsingel 112-130 (1903; gevelsteen). Rond 1920 werd een flink aantal huizen gerealiseerd in het kader van twee door gemeentearchitect F.G.C.
Rothuizen ontworpen uitbreidingsplannen (Bouwplan I en II). Karakteristiek voor het eerste plan, voornamelijk bestaande uit middenstandswoningen in blokjes van 2, 3, 4 of 6 geschakelde woningen, zijn Boutstraat 2-14 en Van de Spiegelstraat 51-59 met steekkappen en erkers, en Wulfaertstraat 2-12 met aan de voorzijde een als luifel doorgetrokken dakschild tussen twee haaks ingestoken volumes.
Verder de woningen Vosmaerstraat 4-8, Van de Spiegelstraat 30-34 en Boutstraat 30-34 met topgevelpartijen voorzien van erkers over twee bouwlagen. Rond het rechthoekige Rimmelandplein met middenplantsoen werden zowel vrijstaande woningen als woningblokjes gebouwd.
Iets jonger zijn de woningen Van de Spiegelstraat 18-24, met gepleisterde verdieping, en Van de Spiegelstraat 38-52. Het Bouwplan II voorzag hoofdzakelijk in traditionalistisch vormgegeven arbeiderswoningen, zoals die aan de Schengestraat, Scheldestraat en Couwervestraat, gebouwd in 1923 voor woningbouwvereniging ‘Ons Streven’ en eind jaren zeventig gerenoveerd.
Op basis van het in 1924 ook door Rothuizen opgestelde Bouwplan III kwamen nog eens 1600 woningen tot stand. Daarvan resteren onder meer woningen uit 1925-'30 in het gebied ten oosten van de Voorstad, de Oostsingel en langs de Heernisseweg tot aan de grens met Kloetinge.
Goede voorbeelden zijn Violenstraat 57-79 en 52-86, het pand 't Hoekje (Tulpstraat 80) uit 1927 en het hoekpand Sonnehoeck met aangrenzende woningen (Geraniumstraat 2-8/Leliestraat 102-104), gebouwd in 1928 in zakelijk-expressionistische vormen.