De getijdenwatermolen (Stadsschuur 1) werd in 1761-'63 gebouwd ter vervanging van een in 1551 voor het eerst vermelde voorganger en bestaat uit een kleine schut- en keersluis met daarnaast een spuigat en een maalgang. Bij vloed werd water van de Nieuwe Haven in de Binnengracht ingelaten om bij eb via de maalgang het onderslagwaterrad van de korenmolen aan te drijven.
Bij springvloed werd het ingelaten water via het spuigat geleid om de Nieuwe Haven te ‘schuren’ tegen verzanding. Rond 1850 heeft men de molen stilgelegd.
Het in opzet 18de-eeuwse en later wit gesausde molenhuis kreeg achtereenvolgens diverse functies, waaronder na 1910 stalling van de ladderwagen van de brandweer. Bij de restauratie in 1994 zijn de sluisdeuren vernieuwd en is het molenhuis voorzien van een ijzeren band ter aanduiding van het verdwenen waterrad.
Op de spuigang bevindt zich een gedenknaald (1763) in de vorm van een obelisk op gebold postament, die oorspronkelijk tevens als lantaarn heeft gediend.