(hoek Coninck- en de Pothstraat) bevindt zich op de plaats waar reeds vóór 1500, buiten de eerste stadsomwalling, het pesthuis stond. In 1525, toen dit gebied binnen de tweede omwalling was gekomen, vestigden zich hier de broeders van de H.
Geest, ook wel Pothbroeders genoemd. Zij hielden zich bezig met het uitdelen van voedsel aan de armen.
In 1547 kregen de cellezusters, die in het pesthuis verpleegden, hier enkele kamers ter beschikking. Nadat het pesthuis in 1738 was opgeheven, werden de niet meer gebruikte huisjes voor pestlijders tot zogenaamde vrijwoningen.
Het complex breidde zich daarna nog verder uit. Het pesthuis werd in 1892 afgebroken ten behoeve van een nieuwe rij woningen.Het oudste deel van het complex is de vroeg-16de-eeuwse, aan St.-Rochus gewijde kapel, die met zijn driezijdige sluiting naar de Pothstraat staat. De kapel heeft een houten zoldering en een dakruiter met klok. Het zogenaamde provenhuis, met uitdeelkamer en bakkerij, dateert van omstreeks 1526. Tegen de noordzijde van het provenhuis werd in 1547 de kamer van de cellezusters gebouwd, tegen de zuidzijde verrees later de regentenkamer. De tot woningen verbouwde pesthuisjes dateren uit 1657. Verder behoren bij het complex nog enige rijen woningen, die de eerder genoemde gebouwen omgeven in de vorm van twee onderling verbonden hofjes.
Deze woningen zijn voor het merendeel gebouwd in de periode tussen 1879 en 1902. Aan de kant van de Coninckstraat staan twee bakstenen poortjes, met de jaartallen 1658 en 1669 in de sluitstenen. Het, waarschijnlijk 18de-eeuwse, gebouw op de hoek van de Coninck- en de Pothstraat is lange tijd als ziekenhuis in gebruik geweest, maar is in 1904 tot woningen verbouwd.