Gepubliceerd op 02-01-2020

De Herv. kerk in Houten

betekenis & definitie

(Plein) is gelegen op een oorspronkelijk kerkhof, waarvan de in 1957 herontdekte ommuring opnieuw werd opgetrokken. De kerk bestaat uit een kloeke westtoren in laat-gotische stijl, een laag eenbeukig schip en een wat smaller, recht gesloten koor.

De twee laatstgenoemde bouwdelen hebben door de witte bepleistering en de neogotische detaillering een 19de-eeuws voorkomen.Bij de restauratie van 1991-'92 werd ontdekt dat de zuidmuur van het schip is uitgevoerd in tufsteen. De vorm van de dichtgemetselde romaanse vensters maakt een datering in de 12de eeuw mogelijk. In de 13de eeuw heeft men het schip waarschijnlijk verlengd en kwam een bakstenen, recht gesloten koor tot stand, mogelijk met een crypte. In de 15de eeuw voorzag men de kerk van enkele kapellen en een noorderzijbeuk, die door een rij pilaren van het schip was gescheiden. Naar plannen van S.A. van Lunteren kregen het schip en het koor in 1869 een nieuwe kap met gietijzeren spanten. Daarin bracht men een gestuct tongewelf aan, ondersteund door gietijzeren consoles.

Schip en koor kregen aan de buitenzijde ook een pleisterlaag en onder de dakrand een keperboogfries. Voor het zuidportaal plaatste men een neogotisch portaal.

In de kerk bevindt zich een achtkantig, kalkstenen doopvont uit omstreeks 1300, versierd met consoles in de vorm van kopjes; de bijbehorende stenen voet draagt nu de laat-17de-eeuwse preekstoel getooid met ionische hoekpilasters en vroeg-17de-eeuws koperwerk. Boven de preekstoel hangt het uit 1882 daterende orgel. In het als consistorie ingerichte koor staat een marmeren grafmonument voor Diederik van Velthuysen (†1716), die kasteel Heemstede verfraaide. Het monument, vervaardigd door J. Mast, toont onder meer het gebeeldhouwde portret van de overledene en doodssymbolen. Verder staan er in het schip zes ambachtsherenbanken uit het begin van de 18de eeuw.

In de kerk liggen vrij veel grafzerken, waarvan de oudste uit de 16de eeuw dateert. Een afgevaardigde van het kapittel van St.-Marie legde in 1535 te Utrecht de eerste steen voor de bouw van de laatgotische toren, die een oudere, waarschijnlijk romaanse toren vervangt. De toren vertoont enige gelijkenis met de op de Domtoren te Utrecht geïnspireerde torens van de kerken van Loenen, Eemnes-Buiten en Amerongen. Hij onderscheidt zich daarvan echter door vrij lichte, overhoekse steunberen en een in tufsteen uitgevoerde, triforium-achtige reeks nissen en openingen aan de voet van de derde geleding. De eerste in tufsteen uitgevoerde torengeleding is ongeleed en heeft een ingang met een groot westvenster. De tweede en derde geleding, waarin baksteen afwisselt met banden van tufsteen, hebben aan alle zijden drie spitsboognissen met natuurstenen traceringen. Van de natuurstenen rolstaafprofielen, die het venster en de nissen omlijsten, heeft men die in de derde geleding tijdens een restauratie in 1895 door bakstenen profielen vervangen.

Boven deze laatste geleding bevindt zich de aanzet van een achtkantige onderbouw voor de vroegere spits. Bij de tornado van 1674 stortte de torenspits neer op de noorderzijbeuk, die niet werd herbouwd. Na het herstel in 1678 door Anthoni van Vianen en Rochus de Ridder en na vernieuwingen in 1750 en 1865, kreeg de toren in 1893 zijn huidige spits en neogotische balustrade. Het ontwerp van J. van Kesteren is geïnspireerd op de door Tepe ontworpen toren van de Rooms-katholieke kerk van Schalkwijk. In 1983 heeft men in het torenportaal de oorspronkelijke pleisterlaag blootgelegd. Daarin waren met kraslijnen natuursteenblokken nagebootst.

Ook kwam op het stenen kruisribgewelf een gewelfschildering met een reeks van acht verschillende kruisvormen tevoorschijn. In de toren hangt een klok van Gerhard Schimmel uit 1697.

< >