Gepubliceerd op 02-01-2020

De Herv. kerk in Doorn

betekenis & definitie

(Kerkplein 2), oorspronkelijk gewijd aan St.-Maarten, bestaat uit een eenbeukig romaans, tufstenen schip, daterend uit omstreeks 1200, dat in 1924 aan de zuidzijde met een zijbeuk in romaanse trant werd uitgebreid. Het heeft een sobere 13de-eeuwse bakstenen westtoren waarvan het portaal wordt gedekt door een stenen tongewelf.

Het driezijdig gesloten koor werd omstreeks 1400 opgetrokken in baksteen met speklagen van tufsteen.Een deel van het tufsteenwerk van een ouder romaans koor is opgenomen in de noordmuur van het gotische koor. Van het romaanse gedeelte van het schip vertoont de noordmuur uitwendig een versiering van rondboognissen en lisenen. De dubbele rondboogvensters in de spaarvelden zijn niet origineel; ze zijn in 1924 aangebracht op de plaats van de oorspronkelijk enkele rondboogvensters. In de noordmuur zit tussen twee nisjes een dichtgemetselde romaanse ingang waarvan de boogvulling wordt gevormd door een met ruitpatroon versierde sarcofaagdeksel van rode zandsteen (vergelijk Werkhoven). De oostmuur van het schip bevat een dichtgemaakt rondboogvenster, dat mogelijk als dodenlichtvenster heeft gediend. De nis in het aansluitende romaanse muurwerk van het koor zal het restant van een hagioscoop zijn.

De laatgotische aanbouw met zadeldak en puntgevel tegen de zuidzijde van het koor is de voormalige sacristie. Deze heeft inwendig kruisribgewelven, rustend op kraagstenen met gebeeldhouwde kopjes. In de 19de eeuw heeft men de hoofdingang van de zuidzijde naar de oostelijke sluiting van het koor verlegd.

Bij een restauratie in 1887-'88 is de dakrand van het schip verhoogd ten behoeve van een nieuwe kap met houten tongewelven. In 1924 is de kerk uitgebreid met een zuiderzijbeuk, naar een ontwerp van J.C. Wentink en heeft men de romaanse zuidmuur gesloopt en vervangen door een vierkante zijbeuk. In het inwendige pijlers met rondbogen. De 19de-eeuwse ingang kreeg een laat-gotische vorm. Ook de kap met de houten tongewelven werd toen aangebracht.

De kerk is in 1982 en 1996 opnieuw gerestaureerd. Bij de laatste restauratie plaatste men op het dak van het schip een dakruiter en maakte men de toegang via de toren. In de kerk staat een gotische stenen doopvont. Deze heeft de vorm van een achtkant, waarvan de zijden afwisselend met kopjes en rozetten zijn versierd. De kerk kreeg in de 17de eeuw een nieuwe inrichting, waarvan de eikenhouten lambrizeringen, de rijk versierde kansel (1666) en het doophek resteren. De kansel is getooid met 18de-eeuws koperwerk, zoals de lezenaar, de doopbekkenhouder, de zandloperhouder met zandloper en de lichtarm.

Het 17de-eeuwse doophek heeft een koperen voorlezerslezenaar uit 1749. Verder bezit de kerk nog drie koperen kronen uit 1748, elk voorzien van drie wapenschilden en een orgel met neogotische kast, in 1873 vervaardigd door J. Bätz en Co.

< >