De voorm. proosdij (Sandrasteeg 8) is een drielaags pand met overwelfde begane grond en aan de buitenzijde gebosseerde trachietblokken zogeheten ‘Buckelquader’ - en daarboven tot aan de daklijst tufsteen. Recent onderzoek in 1991-'94 heeft aangetoond dat de oudste kern omstreeks 1130 moet zijn ontstaan als poortgebouw van de immuniteit van St.
Lebuïnus. In de tweede helft van de 12de eeuw verloor het zijn militaire functie en kreeg het een verdieping erbij.
In deze woonlaag zijn romaanse vensters met deelzuiltjes van kalksinter gevonden, die niet eerder dan omstreeks 1170 kunnen zijn toegepast en waarschijnlijk pas in het begin van de 13de eeuw zijn verwerkt, toen men dit materiaal ook voor de St.-Lebuïnuskerk gebruikte. Tevens kreeg het pand een traptoren en werd het aan de noordwestelijke zijde uitgebreid met een onderkelderd L-vormig pand (Stromarkt 19) om te dienen als woonhuis van de proost van het kapittel.
In de 13de eeuw verrees tegen de voormalige poortdoorgang aan de noordoostzijde een kapel gewijd aan St. Bonifatius.
Na de stadsbrand van 1334 heeft men de kappen vernieuwd. In het begin van de 16de verlengde men het pand enkele meters naar het noordoosten en werd ook de kapel met een extra travee uitgebreid.
In 1620 volgde een verbouwing tot onderkomen van de luitenant-gouverneur van de garnizoenen te Overijssel. In 1669 werd het huis verkocht, waarna het eerst in bezit kwam van de familie Jordens en daarna van de familie Doorninck.
Burgemeester Damiaan Joan van Doorninck liet het pand tussen 1773 en 1787 verfraaien met onder meer stucwerk in Lodewijk XVI-vormen boven de deur in de voorkamer.
Omstreeks 1860 werden beide panden aan de Stromarkt-zijde bepleisterd en kreeg het gehele gebouw nieuwe vensters.
Omstreeks 1870 volgde splitsing en uiteindelijk in 1992-'94 restauratie naar plannen van J.C.G. Kreek.