Het voorm. klooster der paters redemptoristen (St.-Josephstraat 13) verrees in 1854-'55 naar ontwerp van A. van Veggel en was deels ingericht als noviciaat.
Het hoofdgebouw heeft een neoclassicistische hoofdvorm, terwijl de details in vroeg-neogotische vormen zijn uitgevoerd. De opvallende wit geschilderde omlijstingen van de met segmentbogen afgesloten kruisvensters zijn voorzien van wenkbrauwen. De dwarsvleugel (Redemptoristenpad) met de noviciaatskapel is gebouwd 1901-'03 in een late, sobere neogotische stijl. Het klooster is nu opgedeeld in wooneenheden en de kloostertuin dient als openbaar park.
Bij het redemptoristenklooster hoorde de voorm. R.K. St.-Josephkerk (St.-Josephstraat 15) uit 1857-'59, eveneens ontworpen door A. van Veggel. Deze neogotische, bakstenen kruiskerk heeft een pseudo-basilicaal schip en een driezijdig gesloten koor. De kooromgang diende oorspronkelijk als pastorie. De voorgevel wordt geleed door meerhoekige steunberen.
Een beeld van de H. Joseph met een engel siert de in natuursteen uitgevoerde ingangspartij. De voorgevel is in 1948-'49 ‘vereenvoudigd’ naar plannen van A. Rats. De in stijl detonerende kleine vieringtoren dateert uit 1960. Het rijke neogotische interieur met kruisrib- en stergewelven van stucwerk is sterk geïnspireerd op de architectuur van de St.-Jan.
Aan de westzijde van het schip bevinden zich twee boven elkaar gelegen houten galerijen op stenen en houten kruisgewelven. De zijkapelnissen hebben houten schermen met spitsboogmotieven. Het interieur is verrijkt met gewelfschilderingen van C. Vrensen (1866-'67), fresco's van J.P. Peeters, polychroomwerk van F. van der Vlist (1886 en 1890) en schilderingen van A. van Bokhoven (1906-'09); zij het dat dit alles sterk is aangetast door een brand die in de kerk heeft gewoed. Van het meubilair resteert alleen de neogotische preekstoel uit 1871, gemaakt door H.
Goossens naar ontwerp van L.C. Hezenmans. De glazen zijn vervaardigd door J.B. Capronnier (1891), atelier Nicolas (1903 en 1909), W. Derix (1906-'07) en L. van den Essen (1950, 1951, 1956 en 1965). Vanwege de huidige horecafunctie heeft men in de kooromgang een tussenvloer aangebracht en achter de omgang een aanbouw gemaakt; het kerkinterieur is verder als onverdeelde ruimte intact gelaten.