De nu als Herzogenrath in Duitsland gelegen stad werd in de 11de eeuw tegen de westflank van het plateau van Kerkrade gesticht als de ontginningsnederzetting ‘Rode’ aan de Worm. Iets westelijker op het plateau volgde in 1104 de stichting van de augustijnerabdij Rolduc (Kloosterrade).
Rode werd in de 13de eeuw een stad, aangeduid als 's-Hertogenrade (Herzogenrath) en was tevens zetel van het Land van 's-Hertogenrade, dat in 1288 aan de hertogen van Brabant kwam. In 1661 werd het gebied Spaans en van 1713 tot 1785 Oostenrijks.
In het ten zuiden van de abdij Rolduc gelegen gehucht Holz begonnen de abten van Rolduc in de 18de eeuw met de exploitatie van enkele kleine kolenmijnen. Voor de afvoer van de kolen verbeterde men in 1783-'86 de straatweg van Maastricht naar Keulen en ontstond de Nieuwstraat richting Aken.
Na 1794 gingen deze mijnbouwactiviteiten ten gronde om vanaf 1810 te worden hervat (Domaniale mijn).In 1815 werd Herzogenrath opgedeeld in een Duits en een Nederlands deel. Aan de noordzijde werd de Worm de scheiding. De grens liep verder tussen de abdij (Nederlands) en de stad (Duits) en vervolgens via de Nieuwstraat naar het zuiden.
In het Nederlandse deel, aan de westzijde van het plateau bij de Anstelerbeek, ontwikkelde zich het huidige Kerkrade vanuit een in opzet middeleeuwse nederzetting bij een 18de-eeuwse kerk. De moderne exploitatie van de Domaniale mijn (ook op Nederlands grondgebied) vanaf 1860 droeg sterk bij aan de groei van Kerkrade, zeker nadat in 1873 een mijnspoorweg naar Simpelveld in gebruik was genomen (van 1934 tot 1993 personenspoorlijn). Met de aanleg van de mijn Willem Sophia (1899-1902) en enkele andere mijnen in de omgeving groeide Kerkrade explosief, waarbij oudere gehuchten als Vink en Chêvremont de kernen werden van nieuwe mijnwerkerskolonies (respectievelijk in 1919 en 1920-'27). Na de Tweede Wereldoorlog is het plateau van Kerkrade grotendeels volgebouwd en zijn er nieuwe woonwijken (Nulland, Rolduckerveld) gerealiseerd ter plaatse van de in 1969 gesloten Domaniale mijn.