Gepubliceerd op 02-01-2020

De Herv. kerk in Loppersum

betekenis & definitie

De Herv. kerk (Kerkpad 1), oorspronkelijk gewijd aan St. Petrus en St.

Paulus, is een grote kruiskerk met vijfzijdig gesloten koor, zijkapellen en een forse toren van drie geledingen met zadeldak. Nadat een brand in 1217 de eerste kerk had verwoest, verrees een eenbeukige romaanse tufstenen kerk met recht gesloten koor.

Van de oudste kerk zijn nog enkele muurdelen bewaard gebleven, waaronder een laag venster. In het derde kwart van de 13de eeuw verhoogde men het schip en verving men het bestaande koor door een dwarsschip met nieuw koor; van deze bouwfase resteren de beide dwarsarmen met hun meloenvormige koepelgewelven.

De noordelijke topgevel is in later tijd verdwenen, de zuidelijke topgevel is aan het eind van de 15de eeuw vernieuwd. In de tweede helft van de 14de eeuw verrees de forse toren, die even breed is als het schip en onderaan bijna drie meter dikke muren heeft.

De toren werd in 1610 hersteld. In de toren hangen twee klokken, uit 1397 en uit 1548; de laatste is gegoten door Geert van Wou (II).In de periode 1480-'93 kwam het huidige laat-gotische koor tot stand, evenals de recht gesloten zuidelijke zijkapel en de langere, driezijdig gesloten noordelijke zijkapel (Mariakapel). Tussen 1520 en 1530 volgde de bouw van de smalle zuidelijke zijbeuk, voorzien van een laatgotisch zandstenen poortje met het jaartal 1529. Ten slotte verhoogde men in het tweede kwart van de 16de eeuw nog het schip, dat met het koor onder één kap werd gebracht. Vermoedelijk in 1643 zal het oostelijke deel van de noordelijke zijkapel zijn ingericht tot een consistoriekamer met vlakke zoldering en verdieping. Bij de restauratie van de kerk in 1952-'59, naar plannen van R. Offringa en A.R. Wittop Koning, heeft men de koorscheidingswand uit 1892 verwijderd en de gewelven in de consistoriekamer gereconstrueerd.

Het interieur van de kerk wordt overdekt door meloenvormige koepelgewelven (transeptarmen), netgewelven (schip en viering) en kruisribgewelven (koor en zijkapellen). De noordkapel (Mariakapel) heeft laat-15de-eeuwse gewelfschilderingen met scènes uit het leven van Maria. Het transept heeft gewelfschilderingen uit het eerste kwart van de 16de eeuw). De schilderingen in het koor dateren uit de periode 1520-'40 en stellen Nieuwtestamentische scènes voor, met in het straalgewelf van de koorsluiting Christus als Salvator Mundi en boven het oostelijke venster de patroonheiligen van de kerk, St. Petrus en St. Paulus.

Op de noordwand van de westelijke koortravee is het Laatste Oordeel afgebeeld. Familiewapens zijn te vinden op diverse sluitstenen, zoals die van de familie In den Ham (zuidbeuk), het echtpaar Aylkuma-In den Ham (zuidkapel) en hun (stief)dochter Bauwe Heemster (koor).

Tussen het koor en de zijkapellen bevinden zich laat-gotische natuurstenen afscheidingen met eiken deuren uit 1564. Tot de kerkinventaris behoren een preekstoel (late 17de eeuw, met delen uit 1832 en 1956) en een door A.D. Smit gemaakte herenbank met gesneden bekroning van het achterschot voorzien van de wapens van Rengers en Tjarda van Starkenborgh (1775). De orgeltribune bevat nog onderdelen uit 1562, maar stamt in haar huidige vorm uit 1665. Toen werd ook het orgel, dat oorspronkelijk uit 1562 stamt, gerenoveerd en kreeg het de wapens van Groningen en Loppersum. In 1736 vernieuwde A.A.

Hinsz het instrument met gebruikmaking van ouder pijpwerk. Het snijwerk aan de kast is van Casper Struiwig. In 1803 volgde een renovatie met snijwerk van M. Walles. Van de talrijke hardstenen grafzerken in de vloer zijn de fraaiste die van Bauwe Heemster (†1540), Maria van Selbach (†1576) en Evert de Mepsche (†1642). De consistoriekamer heeft een marmeren schouw uit 1772. In 1858 is de inrichting van deze kamer aangepast.

< >