Het stadhuis (Jongemastraat 2) verrees in 1614-'17 ter plaatse van een voorganger uit 1474 en wordt beschouwd als het hoogtepunt van het Friese maniërisme. De uitvoering lag in handen van stadstimmerman Abraham Jacobs en stadsmetselaar Marten Dominici, terwijl de burgemeester en kistenmaker Jacob Gysberts werd betaald voor het maken van een houten maquette.
Mogelijk leverde ook steenhouwer Hendrick (Hansen) van Zwolle een aandeel in het ontwerp. Andere betrokken steenhouwers waren Jan Pyters, Hans Lourens Schuyneman en Hans en Hendrik Minneman.Het souterrain dat oorspronkelijk de waag en een corps de garde huisvestte wordt afgesloten door een dorische lijst. De bel-etage heeft horizontale zandstenen banden en in baksteen uitgevoerde ionische zuilen. De afsluitende balustrade gaat in het midden over in een topgevel met band- en rolwerk met een superpositie van twee paar korintische zuilen. Het geheel wordt bekroond door een achtzijdige klokkentoren met opengewerkte houten carillon-koepel. Hierin hangen klokken van Hans Falck (1619) en Petrus Overney (1680) en een carillon uit 1955. Het zandstenen ingangsportaal met ionische zuilen in rijke maniëristische vormen wordt afgesloten door een composiete aedicula met daarin een beeld van de deugd Justitia (gerechtigheid), geflankeerd door Spes (geloof) en Fides (hoop) en op het afsluitende fronton Charitas (liefde).
De beelden van Justitia en Charitas worden toegeschreven aan Hans Lourens Schuyneman. De Gevangenpoort aan de zijde van de Wipstraat heeft ionische pilasters en een aedicula met de deugd Fortitudo (standvastigheid), toegeschreven aan Jan Pyters. Deze poort geeft via een gang en een trap toegang tot het cachot op de stadhuiszolder. Het trapbordes naar de hoofdingang heeft Jan van Nijs in 1768 vernieuwd in Lodewijk XV-stijl. Achter de ingang bevindt zich de oorspronkelijk als vierschaar ingerichte centrale hal; hier hangt een schilderij van het Salomonsoordeel (1619). Ter extra ondersteuning van de klokkentoren bracht men in 1730 in de hal een natuurstenen zuil aan.
De huidige burgemeesterskamer bevat een zuilenkast uit 1617. In de raadzaal bevindt zich een maniëristische schouw met zandstenen wangen en rijk gesneden boezem. Het eveneens rijk gesneden raadhuisportaal met ionische zuilen en korintische aedicula werd in 1615 gemaakt door Jacob Gysberts. De moerbalken van de zoldering rusten op zandstenen consoles met afbeeldingen van deugden, mogelijk vervaardigd door Jan Pyters.
De 1784 aan de zijde van de Wipstraat gebouwde boter- en kaasmarkt werd in 1885 vervangen door een waaggebouw annex bergplaats voor de brandspuiten. Bij de in 1894-'95 uitgevoerde algehele restauratie van het stadhuis, naar plannen van N. van Kleef en met advies van de Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst, heeft men de bakstenen buitenschil (grotendeels) vervangen en is veel beeldhouwwerk opgehakt (door A. Balhan en J.H. Schröder). In 1955 volgde een restauratie naar plannen van J.J.M. Vegter.
De panden rechts van het stadhuis zijn in 1941-'43 afgebroken om plaats te maken voor een uitbreiding van het stadhuis naar plannen van A. Baart sr., waarbij een ingangspartij in Lodewijk XV/XVI-stijl is hergebruikt. Inwendig bevindt zich het zogeheten Apothekerspoortje (1660).